dinsdag 29 november 2016

Rhijnpche Zendingsgenootschap

Toen Klatt in 1907 als controleur in Taroetoeng werd aangesteld maakte hij kennis met zendeling Dammerboer, die al 50 jaar in dat gebied werkte.

Ze raken bevriend en Klatt zoekt hem meermalen op als hij diep in de Bataklanden zieltjes probeert te winnen. Ze bezoeken samen Hoeta Salem, een toevluchtsoord voor melaatsen, opgericht door de Rhijnsche Zending, een van oorsprong Duits Genootschap. Naast verbreiding van het protestantse geloof stichtten ze schooltjes , wees- en ziekenhuizen.

Die tochten zijn niet van gevaar ontbloot, het gebied is heel onrustig en er zijn al verscheidene zendelingen op hun afgelegen posten gruwelijk omgebracht.

Met regelmaat bezoekt de controleur dorpen in het binnenland om het Nederlandsch Gezag te tonen.
Omdat het innen van belasting en het opleggen van zgn. Herendiensten tot de voornaamste taken behoren zien ze hem niet graag komen. Een gewapend escorte is dan ook onontbeerlijk.

Dat die reizen niet van een leien dakje gingen laten bijgaande glasplaten uit zijn nalatenschap zien.

dinsdag 22 november 2016

Een Batakse verzetsheld

Singamaharadja of Si Singamangaraja wordt nu in Indonesie als een Batakse verzetsheld geleerd.
Het Nederlands gezag dacht daar destijds heel anders over.



Dit is op Wikipedia te lezen:



Si Singamangaraja XII

Si Singamangaraja XII (1849 - 17 juni 1907) was van 1875 tot zijn dood in 1907 de laatste "koning" van de Batak, een volk op het Indonesische eiland Sumatra. Hij sneuvelde bij zijn strijd tegen de Nederlandse kolonisatoren. Tegenwoordig wordt hij in Indonesië vereerd als "Held van de vrijheidsstrijd". De titel Singamangaraja betekent: "De grote Leeuwenkoning"; de eigenlijke naam van deze leider was: Ompu ("Heer") Pulo Batu[1]

Status[bewerken]

Het stempel van Si Sisingamangaraja XII. Uit: Kees Groeneboer, Een vorst onder de taalgeleerden, uitg. KITLV
Si Singamangaraja was een telg uit een Batakse priesterfamilie en de twaalfde en laatste Singamangaraja (hogepriester/spiritueel leider). Hij wordt ook wel aangeduid als "priester/koning" of "priester/vorst". [2]
Si Singamangaraja XII was geen "koning" in de zuivere betekenis van het woord. De Bataks vormden ook niet één volk in de huidige zin; veeleer waren zij een groep van 140 verwante maar autonome stammen, [3] die in het toen voor buitenstaanders nog weinig toegankelijke binnenland van Noord-Sumatra gevestigd waren. Als leidende geestelijke (en rechter) had Singamangaraja echter ook wereldlijke invloed, vergelijkbaar met die van een koning. Die invloed werd bevestigd door twee factoren: het conflict tussen de Bataks en de opdringende kolonisatoren, alsook de sterk islamitische overtuiging van Sisingamangaraja en zijn volgelingen, waarmee hij lijnrecht tegenover de Nederlandse kolonisatie en de westerse zending (vooral die van het in zijn gebied actieve Rijnlands Zendingsgenootschap) stond.
Si Singamangaraja was overigens niet vanaf zijn geboorte moslim geweest, maar had dat geloof aangenomen. Vanouds hingen de Bataks een natuurgeloof aan, en een Nederlands bestuursambtenaar heeft wel geopperd dat de nieuwe religie van de vorst niet heel diep ging. [4]

Opstand[bewerken]

In 1878 riep hij zichzelf uit tot heerser over de Bataks en bracht een groot leger op de been. De Nederlands-Indische overheid besloot daarop tot een expeditie, om ook de noordelijke Bataklanden onder rechtstreeks bestuur te brengen (voor de zuidelijke gold dat al). [5] Dit leidde tot een reactie: de (noordelijke) Toba-Bataks kwamen in 1883 in opstand tegen de Nederlanders en tegen de (Duitse) Christelijke zending. Singamangaraja wist veel Batak-clans aan zich te binden, enerzijds door zijn overwicht als geestelijke, anderzijds doordat er nu een gemeenschappelijke vijand was, de kolonisatoren.
De opstand van 1883 had geen succes, maar verslagen was Singamangaradja al evenmin. Hij werd gedwongen te vluchten uit zijn thuisbasis Bakkara. Hij week uit naar de hogergelegen oerwouden van Dairi ten westen van het Tobameer, en leidde vandaaruit de guerrillaoorlogtegen de Nederlanders. In de jaren na 1883 zond hij brieven aan het Nederlandse gouvernement en aan missionaris Ingwer Ludwig Nommensen van de Duitse christelijke (Rijnse) zending. De brieven zijn geschreven in het schrift van de Batak en voorzien van indrukwekkende zegels, om zijn positie te onderstrepen. Veel van die brieven zijn bewaard gebleven. Hij groeide, doordat hij onzichtbaar bleef, uit tot een mythische figuur.
Inmiddels slaagde de Nederlandse kolonisator erin een nieuwe bestuursafdeling te stichten, "Toba en Silindoeng", die echter de dreiging van Sisingamangaraja bleef voelen. [6]
In 1904 werd een KNIL-expeditie onder leiding van overste Van Daalen uitgevoerd op Sumatra. In juli 1904 trok Van Daalen de gebieden van Singamangaraja binnen, maar alle dorpen bleken verlaten. Hetzelfde gebeurde kapitein Hendrikus Colijn, de latere staatsman, in december van datzelfde jaar. Hij meldde aan zijn superieuren dat hij de sporen alleen kan volgen doordat een blinde en een halfblinde, blijkbaar achtergebleven, hem de weg wezen.

Nederlaag[bewerken]

In 1907 werd diverse malen brand gesticht, en de Nederlanders gaven Sisingamangaraja de schuld. Het werd tijd geacht voor een nieuwe expeditie, en daarmee werd kapitein Hans Christoffel belast: de priester/vorst moest worden gevonden, dood of levend. Een klopjacht in Taroetoeng, in april van dat jaar, was het gevolg; familieleden van de leider werden gevangengenomen, maar hijzelf ontkwam door een tip van rijstleveranciers tijdig.
Op 17 juni 1907 hadden Christoffels vier marechausseebrigades meer succes. Na een achtervolging van 20 uur dreven zij Sisingamangaraja tot de rand van een ravijn, schoten werden gewisseld, de oudste zonen van Singamangaraja sneuvelden, en Singamangaraja zelf werd ten slotte door een Ambonese marechaussee doodgeschoten. Christoffel bracht de lichamen van Si Singamangaraja en zijn zoons naar de markt van Balige: zo kon de bevolking het bewijs worden geleverd dat hun leider dood was.

Kolonisatie[bewerken]

De Bataklanden waren daarmee geheel in Nederlandse handen gekomen: met de dood van de Batakleider werd ook deze etnische bevolkingsgroep aan het Nederlands gezag over de Indonesische Archipel onderworpen, en het gebied werd met de westkust samengevoegd tot de residentie Tapanoelie[6] Daarbij was de inbezitneming van bijna de gehele kolonie een feit: vier jaar later, in 1911, was Riau het laatste deel van Indonesië dat zich gewonnen gaf. [7]
Inmiddels had in 1908 een aangetrouwde neef van Si Sisingamangaraja de vrede met Nederland getekend. Deze Situmorang werd nu aangesteld tot hoofd van de Bataks. Hij kreeg op 74-jarige leeftijd een zoon, de later beroemde dichter Sitor Situmorang, die naar Nederland emigreerde. [8] Toen in 2007 de honderdste sterfdag van de volksheld in Sumatra werd gevierd, voerde men daarbij een Opera Batak op, een Batakse opera. Sitor Situmorang was daarbij aanwezig. [9]

Eerbewijzen[bewerken]

Jalan Sisingamangaraja, Jogjakarta. Een eethuisje prijst zich aan met een spandoek.
In 1961 kreeg Si Singamangaraja per presidentieel decreet (Keputusan Presiden) van de Indonesische president Soekarno de titel "Nationale held van Indonesië" (Gelar Pahlawan Nasional Indonesia). Tevens werd er in Medan een monument voor hem opgericht. Ook zijn er o.a. in Medan, JakartaJogjakarta en Semarang straten naar hem vernoemd, en in Medan een universiteit.
In 1987 werd hij afgebeeld op het biljet van 1000 rupiah. Er bestond weliswaar geen foto van hem, maar toen hij na de Indonesische onafhankelijkheid de Batakse nationale held werd, voelde men behoefte een portret van hem te bezitten. Daartoe werd de striptekenaar Sibaraniuitgenodigd, die te werk ging alsof hij een compositietekening moest maken: nabestaanden die Sisingamangaraja nog hadden gekend, ondervroeg hij, en zo kwam het portret tot stand. [10]

Noten[bewerken]

vrijdag 18 november 2016

Een geheime liefde?

Henri George Klatt komt als adspirant controleur te werken op de afdeling Toba en Silindoeng in de residentie Tampanoelie.
Zijn standplaats is Sibarong Barong, waar controleur W.K.H.Ypes het koloniaal gezag uitoefent.

Het is erg onrustig in dat gebied. Het Batakhoofd Singamaharadja maakt gemene zaak met andere opstandige hoofden en weigert zich te onderwerpen aan het Nederlands Gezag. Resident L.C.Welsink, de hoogste gezagdrager in de Bataklanden stuurt de militaire Taroetoeng-colonne met detachement Siditalang om de opstand de kop in te drukken. (bron: Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch Indië   23 maart 1906).

Op enig moment is Klatt bij Welsink ontboden om verslag te doen. Bij die gelegenheid moet hij kennis gemaakt hebben met een van zijn dochters, Emma. In ieder geval heeft hij haar diep in de ogen gekeken want bij de papieren uit zijn hutkoffer blijkt een getekend portret van haar te zitten.
Het is niet gesigneerd maar op de achterkant is haar naam leesbaar. Er zijn ook nog een paar kladjes van misschien nooit verstuurde brieven, die de onbeholpenheid van een verliefde jongeman verraden.

Maar wie weet, er is nog veel te onderzoeken in die koffers!

zaterdag 12 november 2016

Een Intermezzo

Even terzijde

De plaats waar Henri George Klatt terecht kwam werd voornamelijk bewoond door Batakkers die verschillende stammen vormden op Midden - Sumatra.
Ter illustratie:






Zo'n 1500 jaar geleden landden volksstammen vanuit het laagland van de Himalaya en het noorden van Birma op de kust van Sumatra. Zij vestigden zich in de bergachtige gebieden van Noord-Sumatra. Daar bouwden zij hun nederzettingen, dorpen en steden en ontwikkelden hun eigen cultuur. De ruim 3 miljoen Batakkers vormen voornamelijk zes stammen. De bekendste zijn de Karo-Batakkers en de Toba-Batakkers. De Karo-Batakkers leven in het noorden van Sumatra (het gebied grenzend aan Atjéh), terwijl de Toba-Batakkers zich gevestigd hebben op het eiland Samosir in het reusachtige en fantastisch mooie Tobameer (zie ook: Toba-vulkaan).


dinsdag 8 november 2016

De eerste standplaats

Het ss.van Swoll bracht Klatt van de haven Tandjok Priok in Batavia naar Sibolga aan de westkust van Sumatra. Vandaar trok hij door ruig berggebied het binnenland in naar zijn eerst standplaats Siborong Borong ten zuiden van het Tobameer.

Er is een schets die wellicht de baai van Tapanoeli laat zien, waar Sibolga aan ligt. Maar misschien is hier de wens de vader van de gedachte.



Een enveloppe met het poststempel van de van Swoll.
Alle schepen hadden in die tijd een eigen stempel, later gewilde verzamelobjecten.
























Hiernaast een oude schoolplaat van 
 Tandjok Priok.

Wordt vervolgd.

zondag 6 november 2016

Kijkje in de hutkoffers

Een kijkje in de koffers


Het zal veel tijd vergen om de inhoud van de  hutkoffers van Henri George enigszins te ordenen.
De verleiding is groot om er vast af en toe iets uit te trekken om te publiceren. 

Hoewel destijds zeker zorgvuldig ingepakt ( de staat van de documenten en afbeeldingen is verrassend goed) is er geen volgorde in te ontdekken. Het is een redelijke chaos.

Onvermijdelijk zullen de verhalen in dit blog de eerste tijd daarom van de hak op de tak springen , wat ze trouwens niet minder leuk maakt.

Zo bericht het Bataviaasch Nieuwsblad  van 22 mei 1905   over de reis van H.G.Klatt van Batavia  naar Benkoelen  en Padang met het stoomschip van Swoll om zich bij de controleur van Toba te melden.
Tot grote verrassing zat bij de tekeningen een schets in houtskool van de van Swoll, die heel goed op die reis gemaakt kan zijn.


En hier dan de eerste afdruk van een van de meer dan tweehonderd glasnegatieven van Klatt  die bewaard zijn gebleven. De opname moet gemaakt zijn tijdens een inspectiereis in de Baaklanden op Sumatra. Linksachter zijn twee mannen te zien van het gewapende escorte. Een met en een zonder schoenen.
Een nooit eerder geziene unieke opname van meer dan een eeuw geleden!

Wordt vervolgd.

woensdag 2 november 2016


 
Henri George Klatt  (Ambarawa, 28 april 1881 – Kandangan, 11 juli 1930 ) was een Nederlands bestuursambtenaar in Nederlands-Indië, onder meer assistent-resident in de Zuider- en Ooster-afdeling van Borneo.

Leven en werk
Klatt werd geboren als zoon van de kapitein der infanterie bij het Oost-Indisch Leger Hendrik Theodorus Johannes Klatt en Frederica Johanna Diederiksz.
Nadat hij in 1902 de HBS in Samarang had voltooid, slaagde hij begin 1905 op 23 jarige leeftijd in Batavia voor het groot-ambtenaarsexamen.

Hij begon zijn loopbaan als aspirant-controleur in de residentie Tapanoeli. Daar werd hij toegevoegd aan de controleur W.K.H. Ypes van de onderafdelingen Toba en Silindoeng. Ypes was betrokken bij de achtervolging van de laatste “koning” van de Batak Si Singamangaradja.  Eind augustus 1906 volgde bevordering tot controleur van Toba. Resident was toen de “Vader der Bataks” Louis Christiaan Welsink.
Achtereenvolgens werd Klatt als controleur belast met het bestuur in onderafdelingen van de residenties: Tapanoeli, Wester afdeling van Borneo en Palembang.
In juni 1920 werd hij benoemd tot assistent-resident van Paré-Paré (gouvernement Celebes en Onderhorigheden). En daarna in de residentie Zuider- en Ooster-afdeling van Borneo tot assistent-resident van de afdelingen Koealakapoeas en Oeloe Soengei (standplaats Kandangan).

In 1911 werd hem wegens gewichtige redenen verlof verleend naar Soerabaia, waar hij op 11 september trouwde met zijn nicht Jeanne Emelie Klatt (Soerabaia, 7 april 1892 – Den Haag, 6 september 1951), met wie hij zes kinderen kreeg.
In 1922 werd hem wegens langdurige dienst één jaar verlof naar Europa verleend.
Op 19 april vertrok hij met zijn gezin met het s.s Rembrandt naar Nederland.
In september 1928 bracht gouverneur-generaal Andries Cornelis Dirk de Graeff een werkbezoek aan de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo, waar Klatt hem ontving in zijn ambtswoning te Kandangan.

Hij overleed op 11 juli 1930 aan een longontsteking  in het ziekenhuis te Kandangan en werd bijgezet in het familiegraf op de begraafplaats Peneleh te Soerabaia. Hij liet vrouw en vijf nog schoolgaande kinderen achter. Hij was een ervaren bestuursambtenaar, die een ieder gaarne terwille was. Van de foto’s, glasnegatieven en tekeningen die hij tijdens zijn ambtsperiode maakte zijn er vele bewaard gebleven. Zijn weduwe vertrok in augustus 1938 met de Christiaan Huygens naar Nederland (Den Haag).

Bronnen, noten en/of referenties
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op berichten uit Indische kranten.
(Deze kranten zijn in te zien bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en met behulp van  www.delpher.nl)




landschap Sumatra houtskool      

dorpshoofden Sumatra houtskool

kampong aan de kali houtskool

Na de dood van Henri George Klatt is zijn weduwe met de kinderen naar Holland teruggekeerd.
Veel spullen van haar man zijn in een aantal hutkoffers meegenomen en opgeslagen op de zolder van het herenhuis in de Snelliusstraat in ’s-Gravenhage waar zij ging wonen.

Daar hebben zij vele jaren lang slechts stof vergaard en zijn nooit geopend. Pas onlangs , nadat het laatste familielid dat er nog woonde was overleden, moest de boel geruimd worden en kwamen de koffers weer tevoorschijn.

En hier begint het verhaal over de vondst van een schat aan unieke documenten, honderden glasnegatieven en tekeningen uit een koloniale periode die nog maar zo kort geleden lijkt.

De negatieven op glas worden eerst zorgvuldig geconserveerd voor ze kunnen worden afgedrukt maar nu is al te zien dat er beelden bij zijn van woeste gebieden waar het Gouvernement nooit eerder een voet zette.

De tekeningen laten veel situaties en landschappen zien maar ook verrassend vaak mensen en hun bezigheden. Bijgaande schetsen in houtskool en bamboe-pen zijn waarschijnlijk gemaakt op Sumatra.

Wordt vervolgd